Uitlevering

In een uitleveringsverzoek vraagt een staat aan een andere staat om de overdracht van een verdachte of veroordeelde.  Uitlevering is daarom een strafrechtelijk instrument: door de uitlevering kan een verzoekende staat een persoon alsnog strafrechtelijk vervolgen en/of een strafvonnis laten ondergaan. Uitlevering vindt altijd plaats tussen Nederland en een niet-EU land (ook wel een derde land genoemd).

Overlevering

Voor landen binnen de EU is niet uitlevering maar overlevering van toepassing. In het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) is daarover geregeld dat personen via een meer eenvoudige procedure kunnen worden overgeleverd van de ene EU-lidstaat aan de andere. AIRS is geen partij bij overleveringsprocedures. IRC Amsterdam is hiervoor de centrale autoriteit.

Juridische basis voor uitlevering

Voor uitlevering is altijd een verdrag nodig, vaak is dat een uitleveringsverdrag. Een uitleveringsverdrag is een verdrag tussen twee of meer staten, waarin zij afspreken wanneer en onder welke voorwaarden het ene land (de aangezochte staat) een persoon aan het andere land (de verzoekende staat) moet uitleveren. Nederland heeft zowel bilaterale verdragen gesloten met bepaalde landen als multilaterale verdragen, zoals bijvoorbeeld het Europees Uitleveringsverdrag. Op de pagina Wat is rechtshulp staat een overzicht van de meest voorkomende verdragen die gebruikt worden bij rechtshulp. 

In een uitleveringsverdrag spreken staten ook af wanneer een aangezochte staat mag weigeren een persoon uit te leveren. Bijvoorbeeld als het gaat om een politiek misdrijf, wanneer het een politieke vervolging betreft, wanneer het verzoek tot uitlevering gaat om eigen staatsburgers of als op het misdrijf de doodstraf staat.

Zonder uitleveringsverdrag bestaat er geen verplichting om een persoon aan een andere staat uit te leveren. Als de wetgeving van de aangezochte en verzoekende staat toestaat om op vrijwillige basis uit te leveren, dan mag dat echter wel. Nederland levert echter enkel uit op basis van een verdrag.

Procedure inkomend uitleveringsverzoek

Om te beoordelen of een persoon kan worden uitgeleverd, wordt er bij een uitleveringsverzoek een procedure gevolgd. Daarin wordt door verschillende instanties een beoordeling gemaakt. Een uitleveringsverzoek aan Nederland begint ermee dat een uitleveringsverzoek wordt ontvangen door AIRS, de Centrale autoriteit voor justitiële rechtshulp met derde landen (oftewel landen buiten de EU) en uitlevering.

1. Beoordeling AIRS

De eerste beoordeling vindt plaats bij AIRS, waar allereerst wordt onderzocht of er weigeringsgronden van toepassing zijn.  Deze staan in artikelen 8 tot en met 11 van de Uitleveringswet. Voorbeelden zijn:
 

  • Het gaat om een politieke vervolging;
  • De doodstraf staat op het tenlastegelegde feit;
  • De opgeëiste persoon is al eerder vervolgd en/of veroordeeld voor hetzelfde feit (ne bis in idem);
  • Het gaat om een discriminatoire vervolging.
     

Mocht een weigeringsgrond aan de orde zijn, dan kan in sommige gevallen deuitlevering dan nog wel plaatsvinden. De verzoekende staat geeft dan bijvoorbeeld een garantie af dat de doodstraf niet zal worden opgelegd. AIRS kan voor de beoordeling hiervan advies inwinnen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Een extra voorwaarde voor uitlevering is dat het misdrijf dat de persoon gepleegd zou hebben in beide landen een strafbaar feit is: de eis van dubbele strafbaarheid. Ook kan alleen worden uitgeleverd als op de tenlastegelegde feiten in Nederland ook minstens een jaar gevangenisstraf op staat en als de opgeëiste persoon nog minstens vier maanden gevangenisstraf in het verzoekende land heeft te ondergaan.

Als geen van de weigeringsgronden van toepassing is, dan zal het uitleveringsverzoek aan het Openbaar Ministerie worden toegezonden om uit te voeren.

2. Uitleveringskamer rechtbank

De officier van justitie zal het uitleveringsverzoek voorleggen aan de uitleveringskamer van de rechtbank. De rechter oordeelt over de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek. De rechtbank toetst onder andere of voldaan is aan de dubbele strafbaarheid, of de opgeëiste persoon onverwijld kan aantonen dat hij onschuldig is en of er een voltooide schending van artikel 3 EVRM heeft plaatsgevonden, te weten dat de opgeëiste persoon is gemarteld of gefolterd in het verzoekende land.  Zowel de opgeëiste persoon als de officier van justitie kan in cassatie tegen de beslissing van de rechtbank.

3. Beschikking minister van Justitie en Veiligheid

Nadat de uitspraak van de rechtbank onherroepelijk is geworden, neemt AIRS namens de minister van Justitie en Veiligheid vervolgens een besluit om het uitleveringsverzoek toe te staan of te weigeren. De opgeëiste persoon kan zodra de uitspraak onherroepelijk is geworden een zienswijze indienen bij AIRS. Deze zienswijze wordt dan betrokken bij het opstellen van de beschikking. Het besluit betreft een formele, gemotiveerde eindbeslissing die wordt gedeeld met de opgeëiste persoon en het verzoekende land. Deze beslissing wordt in de vorm van een beschikking genomen.

4. Kort geding

Indien de opgeëiste persoon het niet eens is met de beslissing van de minister, dan is het mogelijk om daartegen een kort geding aan te spannen. Dit kort geding zal dienen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank in Den Haag, gezien de Minister van Justitie en Veiligheid partij is in deze procedure. De voorzieningenrechter toetst of de Minister de juiste beslissing heeft genomen en kan de uitlevering verbieden of de vordering afwijzen. Tegen de beslissing van de voorzieningenrechter kan vervolgens een (spoed)appel worden ingesteld.

Verkorte procedure

Naast de hierboven omschreven procedure heeft de opgeëiste persoon ook de mogelijkheid om te kiezen voor de versnelde procedure. Hij doet dit door in te stemmen met de uitlevering bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris. Als de opgeëiste persoon instemt met de uitlevering, zal het uitleveringsverzoek niet worden voorgelegd aan de uitleveringskamer. De overige stappen zullen dan ook niet gevolgd worden. In plaats daarvan kan de officier van justitie de uitlevering gelijk in gang gaan zetten.

Procedure uitgaand uitleveringsverzoek

Nederland kan ook aan een andere staat verzoeken om een verdachte of veroordeelde uit te leveren aan Nederland. Bij deze procedures wordt er vaak eerst een verzoek tot voorlopige aanhouding of red notice verspreid. Op het moment dat de persoon in de andere staat is aangehouden wordt een formeel uitleveringsverzoek ingediend door AIRS. De wetgeving van het ontvangende land bepaalt de verdere uitleveringsprocedure. Wanneer Nederland bericht heeft ontvangen dat het land instemt met het uitleveringsverzoek, zullen er afspraken worden gemaakt over de daadwerkelijke overdracht van de opgeëiste persoon.

De informatie op deze pagina is slechts bedoeld als algemene informatievoorziening over rechtshulp in strafzaken en het werk van AIRS. Aan de informatie op deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend. AIRS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten op deze website.